Het raamwerk: verkenning in drie bedrijven
Voor u ligt het raamwerk voor kunst in de openbare ruimte van Meierijstad.
Het is opgesteld door de Kunststichting Meierijstad en biedt een inhoudelijke
en organisatorische leidraad voor de komende acht jaar.
De kunststichting wil, vanuit een onafhankelijke positie, alle partijen
betrekken bij het ontwikkelen van beeldende kunst in de openbare ruimte.
De ambitie is om gemeente, bewoners, ondernemers, experts en kunstenaars
mee te nemen in een visie die inspireert. Met als doel een hoogwaardig ingerichte
openbare ruimte met bovenregionale uitstraling. Hoewel het kunst- en
openbare ruimte beleid in samenwerking met de gemeente wordt opgesteld,
komen advisering en realisatie op autonome wijze tot stand. Dit raamwerk
biedt een script waarin iedere partij de rol op zich neemt die hem het best
past. Waarmee kunst in de openbare ruimte meegroeit en ondersteunend is
aan een unieke stad in wording.
De kaders en wijze waarop de stichting gaat functioneren zijn in grote lijnen
bepaald door de gemeente en worden hier verder uitgewerkt. Organisatie,
werkwijze en programma hangen nauw met elkaar samen. Dit stuk is drieledig.
Eerst nemen we u kort mee naar de uitdagingen en uitgangspunten
(het speelveld), daarna komt de inhoud in beeld (Nomen/Omen) en tenslotte
leggen we de organisatorische werkwijze uiteen (het script).
Bij de fusie van de drie gemeenten Veghel, Schijndel en Sint-Oedenrode, met
in totaal dertien kernen, tot een moderne stad, heeft kunst in de openbare
ruimte een eigen rol. In goed overleg is het model van de Kunststichting
Sint-Oedenrode in grote lijnen overgenomen. Deze aanpak waarin ruimte is
voor externe advisering, samenwerking en ondernemerschap is zeer succesvol
gebleken. Vanuit die basis zijn de eerste stappen genomen. Welke uitdagingen
liggen er voor de nieuwe stichting? Wat zijn de ontwikkelingen in de kunst?
Dat is het speelveld.
Voor de inhoud van het beleid ligt er nu een verkennend masterplan: Nomen/
Omen. In dit raamwerk nemen we u mee in de verschillende denkrichtingen,
ideeën en en thema’s en hoe die aansluiten bij historie, heden en toekomst
van de nieuwe stad en de ontwikkelingen in de kunst. Belangrijk zijn daarbij
het onderzoekende karakter en het aansluiten bij best practices.
Ook de organisatorische werkwijze is in opzet klaar. Expertise, verbinding en
draagvlak zijn daarbij key. Het inschakelen van experts en artists in residence
wordt bijvoorbeeld gekoppeld aan samenwerking met lokale ondernemers.
En elke twee jaar houdt de Kunststichting een raadpleging en nodigt ze haar
netwerk uit voor een kritische reflectie op haar beleid. Zo blijft draagvlak
gegarandeerd en is de vinger altijd aan de pols voor nieuwe ontwikkelingen.
Hier ligt dus een raamwerk dat enthousiasmerend leidraad beoogt te zijn voor
alle partijen, waarbij de Kunststichting Meierijstad de trekkersrol vervult.
Het is de bedoeling dat er naast dit raamwerk ruimte blijft voor flexibiliteit om
adequaat te kunnen reageren op ontwikkelingen.
Verkenning van het speelveld: nieuwe spelers, nieuw decor
Kunststichting Meierijstad stelt zichzelf de taak om een inhoudelijk raamwerk op
te stellen dat zorgt voor verbinding van de verschillende kunstprojecten, een
verhaal vertelt dat voor inwoners en bezoekers van Meierijstad herkenbaar is en
kunstenaars een context biedt bij hun creatieve denkproces. Een visie die de
verbeeldingskracht aanspreekt is ook een instrument om anderen te enthousiasmeren
en te inspireren. Dat vergemakkelijkt de samenwerking van organisaties,
bedrijven en de gemeente. Binnen ontwikkelingen en mogelijkheden tot samenwerking
kan kunst als katalysator werken.
De grotere schaal van de nieuwe gemeente stelt de kunststichting voor een
uitdaging. Niet alleen verschillen de dertien kernen sterk van elkaar, ook
vormen de spreiding en hoeveelheid van de kunstprojecten een uitdaging.
Moet de kunst in de openbare ruimte gelijkelijk over de kernen worden verdeeld,
en kan daarbij opnieuw de inhoudelijke context leidraad zijn? Is er een
andere schaal van de werken nodig om even zichtbaar te zijn als de kunstwerken
die elkaar binnen de dorpskern versterken? Wat zijn de kansen op de
langere termijn? Wat is een goed begin?
Het Raamwerk 7 waarvan 3, opgesteld door Paul Roncken, lag ten grondslag
aan de projecten van de Kunststichting Sint-Oedenrode. Het was gebaseerd
op de cultuurgeschiedenis van deze plaats, die op verschillende manieren nog
terug te lezen is in het omliggende cultuurlandschap, gedomineerd door de
meanderende Dommel. Deze benadering sloot naadloos aan bij het ruimtelijk
ordeningsbeleid onder staatssecretaris Rick van der Ploeg, bekend onder de
term ‘culturele planologie’ en waarbij de cultuurgeschiedenis bij ruimtelijke
ontwerpopgaves werd betrokken. Rekening houden met de ‘genius loci’ zou
snel ontwikkelende gebieden minder eenvormig maken en ‘regionale identiteit’
tot uitdrukking brengen tegenover een accelererende mondialisering.
Inmiddels is er veel veranderd. Ruimtelijke ordening werd als taakgebied
voor de Rijksoverheid geschrapt en intussen is de nieuwe Omgevingswet in
aantocht. Klimaatverandering (wateropgaven) en de daaruit voortvloeiende
energietransitie domineren het landschapsbeleid, dat nu vooral op provincieniveau
wordt ingevuld. En discussies over een gemeenschappelijke identiteit
worden op steeds scherpere toon gevoerd. Bij het samenvoegen van gemeentes
gaat men op zoek naar ‘common ground’, naar gemeenschappelijke
noemers die ook cultureel tot uiting kunnen worden gebracht.
Daar komt bij dat ook de kunst zelf in beweging blijft. Artistic research en
social practice hebben hun weg gevonden naar de publieke ruimte, en de
gedachte dat een uit publieke middelen bekostigde kunstopdracht ook een
afspiegeling van de samenleving representeert is minder vanzelfsprekend
geworden. Kunstenaars definiëren hun rol anders dan voorheen en leggen zich
minder vast op een bepaald medium of podium. Dat heeft ook consequenties
voor de formulering van kunstopdrachten: hoe worden hedendaagse praktijken
het beste gefaciliteerd? En wat bieden ze voor kansen voor ondernemers
en andere potentiële samenwerkingspartners?
De gedachte dat kunst in de openbare ruimte gericht is op het ontwerpen en
plaatsen van nog meer permanente objecten op vooraf bepaalde plekken in een
steeds vollere en veranderlijke openbare ruimte, is niet meer van deze tijd.
In het bepalen van de inhoud van een visie kijkt de kunststichting naar de actuele
vraagstukken die er zijn, naar de ontwikkelingen in de kunst en in de ruimtelijke
ordening, richt zij zich op de toekomst en op de overeenkomsten in plaats van de
verschillen. Dit zijn de uitgangspunten van het masterplan.
Masterplan Nomen/Omen – een inhoudelijke verkenning door Nils van Beek
Uitgangssituatie
In 2013 werden de kaarten opnieuw geschud. De Rijksoverheid zette in op
gemeentes met een minimale omvang van 20.000 inwoners. Na het gebruikelijke
wegen van verschillende opties besloten de gemeenten Veghel, Schijndel
en Sint-Oedenrode per 2017 samen te gaan in een nieuwe organisatie, waarvoor
in 2014 na een volksraadpleging de naam Meierijstad werd gekozen.
Deskundigen van de Adviescommissie Aardrijkskundige Namen in Nederland
(AANiN) vonden deze naamgeving minder gelukkig. De Meierij, een van de
kwartieren van het historische hertogdom Brabant, betreft een veel groter
gebied (wat zelfs voor het deelgebied Peelland daarbinnen geldt) en is verbonden
met ’s-Hertogenbosch als bestuurlijke hoofdstad. Dat schept verwarring
want, kortgezegd, Meierijstad is geen stad.
In de gemeentes Sint-Oedenrode, Schijndel en Veghel bestond een actief
cultureel leven, met een opmerkelijke aandacht en ambitie voor de kunsten in
het publieke domein. Met de Blauwe Kei in Veghel en ’t Spectrum in Schijndel
beschikt de gemeente over twee moderne podia. Met Paaspop in Schijndel en
Fabriek Magnifique heeft de gemeente twee festivals van bovenregionale, zelfs
(inter)nationale allure in huis. Phoenix Cultuur heeft een groot cursusaanbod
en kunstenaarsinitiatief de Compagnie organiseert tentoonstellingen van
hedendaagse professionele kunstenaars in de gebouwen van de Cultuurfabriek
op de Noordkade in Veghel. Ook KEG in Schijndel en RKK in Sint-Oedenrode
presenteren beeldende kunsttentoonstellingen. Het Museum Jan Heestershuis
toont werk van regionale kunstenaars en het RAADhuis in Schijndel beheert
en exposeert de kunstcollectie Meijerijstad. Een museum voor kunst en vormgeving
dat past bij een stad van 80.000 inwoners ontbreekt echter vooralsnog.
Schijndel heeft door toedoen van voormalig burgemeester Gerard Scholten
over een omvangrijke collectie (klassiek-)moderne beeldhouwkunst, met de
rotondekunstwerken van Piet Slegers, Jan de Baat en Dorothe Limburg aan
de Structuurweg als de jongste blikvangers. Het meest vernieuwend in haar
aanpak is de Kunststichting Sint-Oedenrode geweest, dat consequent voortbouwde
op een inhoudelijk raamwerk rondom de bijzondere geschiedenis van
het dorp met de zeven slotjes en dat daarvoor landelijk bekende kunstenaars
wist te engageren. In Sint-Oedenrode heeft men bewust willen meebewegen
met de interesses en praktijken van de meest recente kunst, waardoor eer
ruimte kwam voor meer performatief werk (zoals van Cilia Ehrens, Dinie
Besems en Honoré d’O) en projecten op het snijvlak van beeldende kunst en
(landschaps)architectuur (o.a. Lucas Lenglet, Paul Roncken, Birthe Leemeijer
en Gabriel Lester). Locaties voor kunst werden niet geselecteerd op de geschiktheid
om autonome objecten te etaleren, maar op basis van de (verhalende) context
die zij kunstenaars te bieden hadden. Een deel van de aantrekkingskracht
van de collectie schuilt juist in de onverwachte plekken waar zij opduikt. Ook in
de nieuwe gemeente krijgt de kunst in het publieke domein een aanzienlijke rol
in het culturele aanbod.
De initiatiefnemers van de nieuwe Kunststichting Meierijstad hebben besloten
de werkwijze uit Sint-Oedenrode te adopteren. Daarom is besloten om opnieuw
een inhoudelijk raamwerk op te stellen dat de verschillende kunstprojecten met
elkaar verbindt, dat een verhaal vertelt dat voor inwoners en bezoekers van Meierijstad
herkenbaar is en dat kunstenaars een context biedt bij hun denkproces.
De veel grotere schaal van de nieuwe gemeente stelt de kunststichting wel voor
een uitdaging. Niet alleen verschillen de dertien
kernen sterk met elkaar, ook vormen de spreiding en dichtheid van de ondernomen
projecten een uitdaging.
Kunnen ze gelijkelijk over de kernen worden verdeeld, en kan daarbij
opnieuw de inhoudelijke context leidraad zijn? Is er een andere schaal nodig om
even zichtbaar te zijn als kunstwerken die elkaar door de dichtheid binnen de
dorpskern versterken? Het is evident dat daarbij moet worden nagedacht over
de factor tijd. Wat zijn de kansen op de langere termijn? Wat is een goed begin?
Eerste artistieke overwegingen
Het Raamwerk 7 waarvan 3 gaf een cultuurhistorische richting aan de projecten
van de Kunststichting Sint-Oedenrode. Paul Roncken spon de meest tot
de verbeelding sprekende aspecten van Sint-Oedenrode (het bestaan van maar
liefst zeven slotjes en de legenda van de H. Oda) uit tot een gefabuleerd verleden
dat de kunstopdrachten die hij eruit afleidde een sluitende, eigen logica gaf. Een
verzonnen geschiedenis, historisch geïnformeerd, maar toch een geschiedenis.
Het is geen 2007 meer, we zijn een economische en bouwcrisis verder, een grote
aanslag op de culturele infrastructuur, een stikstofcrisis en een pandemie die
door zoönoses werd veroorzaakt. Ruimtelijke ordening werd als taakgebied
voor de Rijksoverheid geschrapt, en ondertussen is de nieuwe Omgevingswet
in aantocht. Klimaatverandering (wateropgaven) en de daaruit voortvloeiende
energietransitie domineren het landschapsbeleid, dat nu vooral op provincieniveau
wordt ingevuld. En discussies over een gemeenschappelijke identiteit
worden op steeds scherpere toon gevoerd.
Bij het samenvoegen van gemeentes gaat men op zoek naar ‘common ground’,
naar gemeenschappelijke noemers die ook cultureel tot uiting kunnen worden
gebracht. Een prachtig voorbeeld is het project van de Duitse fotograaf Peter
Piller voor de rivaliserende gemeentes Hellendoorn en Nijverdal die door een
gemeentelijke fusie tot elkaar werden veroordeeld. Piller verzamelde foto’s uit
archieven en privé-albums en rubriceerde zodanig dat er meer overeenkomsten
dan verschillen uit naar voren kwamen. Dezelfde foto’s van het amateurtoneel
of de derde helft in de voetbalkantine, van huwelijken en jubilea, van verdwenen
neringen en uitwisselbare markante dorpsfiguren. Anno 2022 past een
dergelijk essentialisme niet meer zo goed, ook niet in Brabant. Hoe geldig is nog
de dominantie van het katholicisme, de erfenis van de armoede van de zandgronden,
het gevoel van achterstelling ten opzichte van de Randstad?
Meierijstad, stad die zichzelf uitvindt
Vaak is de uitkomst van goed onderzoek een nieuwe vraag, een betere. De
nieuwe gemeente is een stad in wording. Juist de vele vragen die dit oproept
maakt de situatie interessant. Het zoeken naar een gezamenlijke oorsprong
die achter ons ligt, doet geen recht aan de complexiteit van het geheel noch
van de eigenheden van alle kernen die samen Meierijstad gaan vormen. Dit
raamwerk richt zich daarom op de toekomst: de naam Meierijstad is het programma.
De Kunststichting Meierijstad stelt zich ten doel stedelijkheid te
gaan vormgeven. Daarbij bestaat er parallellen met bijvoorbeeld de langjarige
kunstprogramma’s voor Vinex-wijken als Leidsche Rijn in Utrecht (Beyond)
en Vathorst in Amersfoort (Variomundo), dat zich richten op de hardware
(welke voorzieningen heeft een stad of stadsdeel nodig) en de software (wie
zijn de bewoners en waarvan dromen ze) van deze stadsuitbreidingen, maar
zoals beschreven is de context van 2021 een andere.
Wat maakt de stad? Meierijstad heeft geen muren, geen enkelvoudige historische
binnenstad of stadsrechten om op te bogen. Hoewel er meerdere kernen
zijn, is er nog geen sprake van ‘sprawl’ (stedelijke wildgroei over een groot
oppervlak) zoals Los Angeles, of, dichterbij huis, van een stedelijke structuur
als die van Eindhoven, die is ontstaan uit meerdere dorpen. Meierijstad is ook
geen ‘new town’ zoals Almere, waarvan de oorspronkelijke en onderling zeer
verschillende woonkernen ver uit elkaar liggen. De uitgangssituatie laat zich
nog het beste vergelijken met de Zaanstad, als gemeente in 1974 ontstaan
na samenvoeging van alle toenmalige gemeentes/plaatsen in de Zaanstreek.
Geen inwoner van Krommenie, Wormerveer of Assendelft noemt zich Zaanstedeling,
maar sinds met name Zaandam door stedenbouwkundige ingrepen
van architect Sjoerd Soeters visueel een sterker grootstedelijk profiel kreeg en
de gemeente als geheel nog sterker wordt ingekapseld in Groot-Amsterdam,
is de gemeenschappelijke stedelijke identiteit onmiskenbaar gegroeid. Net als
Zaanstad is Meierijstad een ‘streekstad’ (of dorpenstad) met een sterk samenhangend
industrieel verleden in de food en feed, en als thuisstad van Jumbo
het tegenbeeld van het Zaanse Albert Heijn. Uit die analogie zijn voor Meierijstad
lessen te trekken, zoals het belang van grootstedelijke voorzieningen
als een hoogwaardig ziekenhuis (dat Veghel aan buurgemeente Uden verloor)
en binnensteden die zich ontwikkelen van ‘place to buy’ tot ‘place to be’, zoals
de centrumvisie van de gemeente Meierijstad krachtig samenvat. Op dat vlak
zijn buurgemeenten en de steden Den Bosch en Eindhoven geduchte concurrenten,
stelt ook de centrumvisie. De Noordkade in Veghel zal in deze ontwikkeling
een belangrijke katalysator zijn, waarbij het de vraag is in hoeverre de
andere kernen in de gemeente dit ook als een centrumgebied van de nieuwe
gemeente zullen beleven.
Bovenstaande zijn echter kenmerken die het verleden steden tot stad hebben
gemaakt. De kunsten vormen bij uitstek de piste om de stedelijkheid van de
toekomst te verkennen. Mogelijk liggen er heel andere vormen en modellen
van steden in het verschiet. Het Planbureau voor de Leefomgeving constateert
dat het merendeel van de Nederlanders in de stad woont, en voorziet
drie modellen voor de onvermijdelijke verdere urbanisatie van Nederland tot
aan 2050: centralisatie (verdichting van de bestaande stad), polycentrisch of
diffuus (ongeleide ontwikkeling). https://www.pbl.nl/blogs/nederlandse-verstedelijking-
in-2050-compacter-polycentrischer-of-diffuser. Het is de vraag
welk model het best bij Meierijstad past. Binnen de EU lopen er projecten om
de rol van hoogwaardige cultuur te monitoren buiten de bestaande grotere
steden. (https://voicesofculture.eu/2019/10/10/the-role-of-culture-in-non-urban-areas-of-the-european-union/) Nederland is als klein maar dichtbevolkt land als geheel als een non-urbane stad op te vatten. In dat opzicht is Meierijstad Nederland in het klein en is een programma ook interessant voor de rest van het land (wat bovendien een insteek is voor fondsenwerving).
De verstedelijking hangt samen met wezenlijke maatschappelijke vragen. Vragen waarbij kunst in de openbare ruimte wezenlijke rol kan spelen bij het vinden van antwoorden. Hoe zullen we wonen? De onbetaalbaarheid van
de grotere steden en het verlangen naar andere woonvormen brengt nu al een grote stroom vanuit de grote steden naar meer suburbane gebieden teweeg. De opzet en structuur ‘Veghel’s Buiten’ weerspiegelen de grote paradoxen
in deze ontwikkeling die leidt tot wat men (NVB) een recursieve stad zou
kunnen noemen.
Hoe zullen we eten? In Schijndel wordt door Wouter van Eck momenteel
het grootste voedselbos van Europa aangelegd. Kan de openbare ruimte hierin een rol spelen, en kan een dergelijk bedrijf deel uitmaken van de openbare ruimte? De inkrimping van de veestapel die er anno 2021 zeker van lijkt
te komen zal binnen de grenzen van Meierijstad grote consequenties hebben voor de agrarische en industriële gebieden. Is het ideaal van duurzame
voedselproductie dicht bij huis hier haalbaar?
Hoe gaan we om met de natuur? Is er, nu het Antropoceen is aangebroken, een stedelijke ontwikkeling denkbaar waarin de natuur het primaat heeft? Een stedelijke ontwikkeling die flexibel en reversibel is, veerkrachtig als riet?